Verborgen tussen het Tropenmuseum en het Oosterpark ligt een kruidentuin met achterin een kleine grafsteen. Nauwelijks zichtbaar staat daar:
Mijn Zoon. 3-augustus-1877 27-mei-1886 RIP.
Voor de podcast-serie van Geheugen van Oost over het Oosterpark, zijn we gaan speuren naar de geschiedenis van het steentje.
In deel 1 van dit artikel staat de oude Oosterbegraafplaats centraal. Die lag waar nu het Tropenmuseum staat, met de tuin eromheen. Dat grafsteentje hoorde ooit bij een kindergraf op die al lang geruimde begraafplaats.
In dit deel 2 zoeken we Voor de podcast-serie van Geheugen van Oost over het Oosterpark, zijn we gaan speuren naar de geschiedenis van het steentje.
We hebben eerst het stadsarchief van Amsterdam benaderd met de vraag of zij ons verder konden helpen. Al snel kregen ze daar een naam boven water, op grond van de geboorte- en sterfdatum. Het ging om Johannes Christiaan Karel Kesler. Uit die eerste verkenning bleek ook dat hij werd geboren in Banjermassing op Borneo in het toenmalig Nederlands Indië. En met die informatie kun je dan de oude bevolkingsregisters induiken.
Het stadsarchief is tegenwoordig voor een heel groot gedeelte toegankelijk vanachter je eigen bureau. Je hoeft niet meer naar statige ruimtes met stoffige dikke boeken. Heel veel documenten zijn gescand. Dat geldt ook voor de registers die indertijd op die documenten werden gemaakt. Maar de doorzoekbaarheid van al die registers is nog onvolledig. Het is niet heel eenvoudig om van het ene stukje informatie naar het andere te springen.. De registers van de stad werden tot het begin van de twintigste eeuw met de hand bijgehouden in grote boeken. Alles werd met de hand geschreven, met ganzenveer en kroontjespen. Er is een heleboel vrijwilligerswerk aan te pas gekomen om die handschriften te lezen en in de computer in te typen. Daarbij zijn lang niet alle gegevens overgenomen.
De meeste gegevens zijn per jaar geordend. Zo zijn er boeken van de burgerlijke stand met aktes van geboorte en overlijden. De aangiftes binnen een boek zijn dan op datum van aangifte, niet op geboortedatum. Die twee kunnen wel vier dagen verschillen. En omdat er op een dag best veel aangiftes konden zijn, waren er soms twee boeken tegelijk in gebruik. De ene ambtenaar deed dan even nummers in één boek, een andere ambtenaar de oneven nummers in een ander boek.
Het bevolkingsregister is heel lang georganiseerd op wijk, blok, straat en huisnummer. In zo’n register zie je dan de bewoningsgeschiedenis. Als iemand vertrok of overleed werd de naam doorgestreept. Bij verhuizing binnen Amsterdam is er dan een verwijzing naar het boek en de bladzijde waar je het vervolg van iemands woongeschiedenis kunt vinden.
Er is - dat is wel logisch - geen geboorteakte van Johan Kesler te vinden, omdat hij niet in Amsterdam is geboren. Het oudste document waarin je hem binnen Amsterdam terugvindt is het bevolkingsregister uit 1882. Hij staat dan in het boek voor de Van Swindenstraat 47 in buurt ZZ (het latere Oost). Johannes Kesler senior staat daar als gezinshoofd, met Christina Petronella Hemmen, zijn vrouw, en twee kinderen: onze kleine Johannes en zijn zusje Louise.
Het ging niet altijd even goed met die registraties. Bij de kleine Johannes staat als geboortejaar 1874 in plaats van 1877 en als geboorteplaats Randjermasing in plaats van Bandjermassing. Een verschrijving is snel gemaakt als een B en een R, en een 4 en een 7 zo op elkaar lijken in dat krullerige handschrift.
Toen het gezin in de Van Swindenstraat kwam te wonen was het nog geen Eerste Van Swindenstraat. De tweede bestond nog niet en alleen het deel aan de oneven kant was net klaar. Nummer 47 was ongeveer bij Albert Heijn. In dat register staat ook nog bij het beroep van de vader “Gepensioneerd kapitein Oost Indisch Leger”. Dat OIL was de voorganger van het KNIL. Er staat ook nog dat ze uit Haarlem gekomen zijn en dat Louise daar geboren is in december 1879, dus toen onze Johan anderhalf jaar oud was.
Maar hoe zit het dan met Oost-Indië? De vader is nog maar 40 jaar oud en dan al gepensioneerd? Ze moeten dus tussen augustus 1877 en december 1879 naar Nederland zijn teruggekeerd. Waarom?
In het bevolkingsregister van Amsterdam is te zien dat vader Johannes eerst bij zijn moeder woonde in de Utrechtsestraat. Zijn vader was al lang overleden. Johannes - zo valt te lezen - hoefde niet voor militaire dienst te worden opgeroepen, omdat hij al vanaf zijn vijftiende in dienst was.
We hebben de gegevens van vader Johannes ook teruggevonden in de militaire stamboeken in het rijksarchief. Ook daaruit valt op te maken dat hij eerst als soldaat gelegerd was in Harderwijk.
In Harderwijk lag het Koloniaal Werfdepot, het recruteringscentrum voor het Oost-Indisch Leger. Daar kon je intekenen voor een vaste dienstperiode in Nederlands-Indië. In het depot werden de meeste soldaten in ongeveer zes weken klaargestoomd voor deze dienst.
Kennelijk was Johan Kesler nog te jong om naar de tropen te verhuizen, want hij bleef er nog een paar jaar. Maar zodra hij 18 werd vertrok hij vanuit Rotterdam naar Indië op het zeilschip de Constance. Enkele maanden later komt hij aan in Batavia.
Bijna 150.000 soldaten vertrokken via Harderwijk naar Indië. Heel veel mannen en jongens zouden Europa nooit weer terug zien, gesneuveld, geveld door ziekte of gewoon door inburgering in de Indische maatschappij.
In Batavia op Java volgt hij de militaire school waar hij opklimt tot 1e luitenant. Dan wordt hij uitgezonden naar Borneo. Daar in het zuiden van het eiland is de koloniale Bandjermassingse Krijg nog maar net achter de rug. Die was uitgelopen op de inlijving van een oeroud sultanaat bij Nederlands Indië. Vader Johannes maakt deel uit van de bezettingsmacht en heeft het daar geschopt tot kapitein. Bij een opstand van de bevolking raakt het fort Tatas in brand. Johannes helpt heldhaftig mee bij het blussen en krijgt daarvoor een onderscheiding van de gouverneur.
Na 12 jaar dienst in Indië keert vader Johannes terug naar Nederland. Hij heeft twee jaar ziekteverlof gekregen. Waar hij aan leed is niet bekend. Aan het eind van die twee jaar trouwt hij met Christina Hemmen, de dochter van een timmerman. Ze trekken even in bij Johans moeder in de Utrechtsestraat en keren dan naar Bandjermassing op Borneo terug.
De conduitestaat vermeldt niets over die periode. De informatie breekt af bij dat verlof om naar Nederland te gaan voor revalidatie. Het enige dat we zeker weten komt uit het bevolkingsregister van Amsterdam en een advertentie in de Java-Bode: daar op Borneo wordt onze kleine Johannes geboren in 1877.
Kennelijk kunnen ze op Borneo niet meer aarden, of misschien is vader Johannes weer ziek geworden. In elk geval gaan ze al snel weer naar Nederland terug. Ze gaan wonen in Haarlem, misschien bij de broer van vader Johannes, De geboorte van een dochter - Louise - wordt daar aangegeven door zijn vader en die Haarlemse broer. Dan vertrekken ze in 1882 naar Amsterdam, naar een bijna nieuwe woning in de Van Swindenstraat op nummer 47, waar nu een islamitische slagerij is.
De vader Johan overlijdt eind 1883 aan de longziekte pleuris (pleuritis). Hij wordt begraven op de oude Oosterbegraafplaats, in een graf van de tweede klasse. Het gezin verhuist een paar maanden later naar de pas aangelegde Hemonystraat, aan de andere kant van de Amstel, en dicht bij de vader en moeder van Christina. Een jaar later verhuizen ze naar de Jan Steenstraat, daar vlakbij
Dan wordt de kleine Johannes ziek. Hij wordt opgenomen in het kinderziekenhuis aan de Sarphatistraat 104, waar hij overlijdt op 27 mei 1886. Zo blijkt uit de overlijdensakte. Uit het register van doodsoorzaken weten we dat hij stierf aan difterie ( een soort keelontsteking). Dat register noemt geen naam, maar alleen straat, huisnummer en overlijdensdatum (is dat uit privacy overwegingen?). Twee dagen later wordt hij begraven op de oude Oosterbegraafplaats in een tweede klas kindergraf (half graf) aan de oostkant. Dat weten we uit de grafregisters van de Oude Ooster. Het grafje moet volgens de kaart van de begraafplaats ongeveer hebben gelegen op de plek waar we het steentje hebben gevonden, betrekkelijk dicht bij de ingang van de begraafplaats.
Een paar jaar later gaat Amsterdam over op een andere manier om het bevolkingsregister bij te houden. Het is dan niet meer zo gemakkelijk om te zien hoe het met de moeder en het zusje is gegaan. Het enige dat we daarover weten is dat de moeder overleden is in 1924 in Amsterdam. Zus Louise is dan 45 jaar.
Een allerlaatste blik in deze familiegeschiedenis leidt naar de stad Groningen. Zusje Louise is op een of andere manier in Groningen terechtgekomen. Wat deed ze daar? Werkte ze in de zorg of in het onderwijs? We weten daarover tot nu toe niets, behalve dat ze daar overlijdt op tachtigjarige leeftijd in 1960, ongehuwd. Er zijn dus geen verwanten meer.
We zijn dan in 1960, net iets meer dan een eeuw na de verovering van Bandjermassing door het Nederlands Indisch Leger.
Twee jaar later verhuisde ik, Ynze Baumfalk, van het Overijsselse Ommen naar datzelfde Groningen. Soms voelt geschiedenis heel dichtbij.