Jo Haen vraagt mij, iets meer te schrijven over ons huis boven het postkantoor.
Het was een nogal donker maar groot huis. Ons vergane paradijs. Het dateerde uit 1898, mijn broer heeft de jaartalwindwijzer. Soms telden we, zittend achter de serreramen die U op de foto ziet, de automerken die voorbijkwamen; vooral Ford, VW en Opel, in die volgorde.
Die serre, waar rotan meubelen stonden, was 's winters met gordijnen, later met plastic, van de woon- of voorkamer afgescheiden. Daar stonden zware meubelen en een Jaarsma kolenhaard, zelfs een mooie rookstandaard.
Achter was de eetkamer, met uitschuifbare tafel (4 zoons).
Boven het postkantoor konden we lawaai maken zoveel we wilden. In de hall, waar de telefoon (52049) aan de muur hing boven een telefoonstoeltje, speelden we hockey met wandelstokken. We konden om badkamer en wc heen rennen. De vrij moderne staande klok luidde als de Big Ben. De etensgong gebruikte moeder vaak.
Naast de achterkamer was de keuken met houten balkon, onder een machtige kastanjeboom. Mijn broers vertelden mij dat er voor mijn tijd een trap was vanaf ons balkon rechtstreeks de bloemenkwekerij van Wielinga in. Incidenteel speelden we er; we konden erin door een poortje naast de telefooncentrale. Vaders (Ds Dijk) studeerkamer keek op dat balkon uit.
Op dezelfde etage was de slaapkamer waar ik volkomen onverwachts geboren ben.
Boven was een grote slaapkamer en een zolder met enge schaduwen; daar werd vaak gestudeerd. Er was een aparte zolderruimte voor de kolen. Er was ook een stuk platdak waarvandaan we over Frankendael (VERBODEN TOEGANG) uitkeken.
Mijn oudste broer zei recent: 'Zie je wel, toch de ooievaars!' (Voor wie dat niet weet: in Frankendael broeden tegenwoordig ooievaars)
Nadat de kapsalon was afgebroken en er de blinde muur gekomen was die U op de foto ziet, en ik nu voor het eerst weer zie, ontstond er een scheur in de zijmuur. Een plakbandje hield de zaak op zijn plaats... ( al snel snapte ik, dat moeder aan het eventueel loslaten kon vaststellen of we gevaar liepen)