Zojuist had hij eer eens een rondje door zijn oude buurtje gemaakt, waar hij en zijn muzikale broers een min of meer gelukkige jeugd hadden doorgebracht die hij inmiddels wezenlijk meer wist te waarderen dan toentertijd. Desondanks gonsde het "Wat ik geleerd heb in het leven" dat hij ooit met wat andere hoopvolle Nederlanders met expres hiervoor verkozen venijn te berde had gebracht nog steeds door zijn hoofd. Eenzijdig, dat wel, omdat, eigenwijs als hij in die jonge jaren van zijn carrière was, de pot altijd vol had opengedraaid, op de podia van het Hazerswoude van toen en Carré van later, hetgeen een hem gehoorgang had opgeleverd waar nog geen lintworm een uitweg in had gevonden, waardoor zijn gezang voortijdig afstierf en zijn ooit zo virtuoze gitaarspel de onoverkomelijke brug niet langer kon overbruggen.
Maar net toen hij bij het "niet aan je vader of je moeder" was aangeland zag hij het; een korte glinstering in een door regen vervuilde goot in de nabijheid van het Amstelstation.
"Krijg nou toch allemaal het heen en weer, " bromde hij, omdat ook zijn vocabulaire zich met de tijd had aangepast. Voorzichtig, om niet meteen met het IJzeren Kruis van Steiner geconfronteerd te worden en daarmee tevens het ongemak van een hernia aan zijn bestaan toevoegend, bukte zij zich en trok uit voorzorg een leesbril uit de binnenzak, maar verdomd als het niet waar was!
Echte schildpad, geen twijfel aan!
Voorzichtig pakte hij het kleinood op en begon het naarstig te poetsen met de schone zakdoek die zijn liefhebbende vrouw hem die ochtend nog had toegestopt.
En jawel hoor, opeens was er die flits!
Die flits van dat oude podium, daar onder hem in die Kuil, waar zijn carrière was begonnen, op die door etalagelampen verlichte Bühne van dat oude Frankendael, nadat hij, hij wist niet meer hoe lang naarstig had geoefend in die echo-gevende...
Verdomd als het niet waar was, dacht hij al iets meer terug in de tijd, terwijl zijn schreden als vanzelf richting die oude stationshal bewogen, die er op deze vroege zondagochtend bijkans uitgestorven bijlag.
Geen mens te bekennen, behalve zij natuurlijk, die ook in z'n kindheid al zijn muze was.
Zou ie dan even....
Nog snel even links en rechts kijkend, stevende hij op haar af en bracht zich in positie, zodat haar hemelse blik hem net zo goed waar kon nemen als weleer, toen hij met onzekere hand de eerste drie akkoorden op haar losliet.
Even nog maakte hij de vingers van zijn linkerhand los, bracht het zojuist gevonden plectrum in positie en toen klonk een weergaloos La Comparsa, virtuoos vertolkt op zijn luchtgitaar door de hal van het Amstelstation, als ode aan het Naakt van Steen dat al die tijd zo geduldig op hem had gewacht.