Naast de sigarenman zat kruidenier Koreman. Ik zie het uitgestreken gezicht van die man nog voor me. Met recht een echte kruidenier. Lottie moest er wel eens wat halen. Zelfs als kind had ik door dat hij stiekem stond af te wegen. Zijn hele toonbank had hij volgebouwd met spullen zodat je niet op de weegschaal kon kijken. Onderop een ons beleg lag altijd een paar plakken afsnijdsel. Er was alleen een kleine opening tussen de spullen om te betalen.
Tussen deze winkels in de Sumatrastraat zat de apotheek, waar nog met de hand pillen werden gedraaid. Eén keer heb ik dat als kind vol bewondering aanschouwd. Er werd een soort pasta gesmeerd over een plankje met in de breedte smalle, holle richels, ander plankje erop en vervolgens werden de staafjes eruit gekeerd en in gelijke stukjes gesneden. Deze werden dan vervolgens tot ronde pillen gedraaid.
Als je ziek was als kind kreeg je poeders. Dit zullen wel de voorlopers van de paracetamol geweest zijn. De poeders zaten in vloeipapiertjes gevouwen (ook allemaal met de hand) en dan in een rijtje in de apothekersdoos. Wanneer je bovendien een lelijke hoest had kreeg je een dropdrankje. Dat vond ik als kind heerlijk en ik zou het liefst de hele fles ineens leeggedronken hebben. Mijn vader was ook dol op dit dropdrankje en op een gegeven moment verdacht ik hem ervan dat hij af en toe stiekem een slok nam uit mijn fles. Ik heb toen met potlood een streepje op het etiket gezet en ja hoor… er was uit gedronken. Mijn vader was zo verbaasd toen ik met dit bewijs kwam dat hij het onmiddellijk toegaf. Hij had dit nooit van me verwacht maar vond het wel slim van me en heeft ook nooit meer van mijn drankje gesnoept.