Naast de hoedenwinkel in de Sumatrastraat was de sigarenboer (iedereen heette toen boer), waar ik op m’n zestiende mijn eerste pakje Bastos kocht, eerst rode Bastos, later blauwe, dat stond stoerder.
Mijn vader rookte shag; "zware van de weduwe". De shag zat in een zwart langwerpig vierkante zakje en hij haalde de shag eruit en stopte het in een metalen tabaksdoos. Een pakje vloeitjes erbij van Rizla of Mascotte. In Mascotte zat een tijd lang een scheermesje verpakt voor het nat scheren. Elektrische scheerapparaten kwamen tweede helft zestiger jaren in gebruik. Bij het pakje Rizla zaten vogelplaatjes die mijn vader voor me bewaarde om in te plakken in het album: "Zo leer je vogels kennen". Waar zou dat album gebleven zijn?
Vaders aansteker was een langwerpige metalen benzineaansteker, die via een schroefdop met een stuiver aan de onderzijde open te maken was. De inhoud was een wattenachtig vulsel waar je met een trechtertje de benzine in kon laten lopen. Ernaast zat een kleiner schroefje waar je het vuursteentje kon vervangen. Later midden jaren 50 kwamen de eerste gasaanstekers. De Poppel-aanstekers waar je je initialen in goudkleurige plakletters op kon zetten. Deze gasaanstekers konden ook nagevuld worden. Eerst werden ze door de sigarenboer zelf gevuld en later kon je ze zelf vullen met een bus aanstekergas waar in de dop allerlei verschillende vultuitjes zaten. Onderop de aansteker weer een dop die met een stuiver open te maken was, in de aansteker een wit plastic tankje.
Het vullen geschiedde altijd met veel geknoei, veel gasverlies en een paar bevroren vingertoppen. Leve de wegwerpaansteker!