Wim Cremers

Auteur: Een bezoeker

Kolenstook

In die jaren woonde ik nog in Limburg waar mijn vader bij Staatsmijnen werkte. Het personeel kreeg de kolen vrijwel voor niets, maar wat men kreeg hing af van de functie. De arbeiders, zoals de houwers, die het zwaarste werk deden, kregen eierkolen. Wie het tot voorman had geschopt of op kantoor werkte kreeg briketten. Toen mijn vader kassier werd, kregen we nootjes "vier". Die nootjes, dat was antraciet.

De keuterboertjes in de omgeving moesten hun kolen zelf kopen. De meesten kozen voor schlamm, een zware zwarte brij van kolengruis. Dat was nog goedkoper dan eierkolen. Die schlamm gaf vreselijk dikke, stinkende rook en er bleven enorm veel slakken over. Dat laatste vonden de boeren juist fijn, want daarmee verhardden zij de paadjes rond de boerderij.

Ik had vroeger al medelijden met de mannen van de kolenboer die zware zakken van de wagen naar het gat van de kolenkelder sjouwden. Hoe ging dat bij jullie? Moesten ze met hun last de steile trappen op en door het huis naar de kolenkist, of werden de kolen opgetakeld?

Alle rechten voorbehouden