Ik woonde met mijn ouders van ongeveer 1958 tot 1977 in de Borneostraat. Een voor en achterkamer een lange smalle gang aansluitend de smalle keuken. Daarachter een kamertje van mij. Groot raam in een verrotte houten sponning.
Altijd ijsbloemen. In de hoek zat een rooster waar dicht of open altijd koude doorkwam in de winter.
De kamer was, denk ik, 1.75 lang en 1.20 breed. Mijn vader had de ijzeren voeten van mijn opklapbed geheel verbogen omdat anders het bed er niet tussen paste. We hadden veel dekens op het bed om mij warm te houden. Denk dat ik een zwaar dekbed nu ook nog erg fijn vind. De ijsbloemen vond ik altijd supermooi werd er erg blij van. Mijn weinige speelgoed lag in een kartonnen doos onder mijn bed. Daar vonden we af en toe nog een huisgenoot van de familie muis.
Altijd ijsbloemen. In de hoek zat een rooster waar dicht of open altijd koude doorkwam in de winter.
De kamer was, denk ik, 1.75 lang en 1.20 breed. Mijn vader had de ijzeren voeten van mijn opklapbed geheel verbogen omdat anders het bed er niet tussen paste. We hadden veel dekens op het bed om mij warm te houden. Denk dat ik een zwaar dekbed nu ook nog erg fijn vind. De ijsbloemen vond ik altijd supermooi werd er erg blij van. Mijn weinige speelgoed lag in een kartonnen doos onder mijn bed. Daar vonden we af en toe nog een huisgenoot van de familie muis.
Je hoorde 's avonds de muizen tussen het plafond lopen. Ze hebben een feestje boven zei mijn moeder dan. Zal wel een muizenkind jarig zijn. En met die blije gedachte viel ik dan in slaap.