Op zekere dag ( ik denk zo halverwege de jaren vijftig) kwam er een boom van een vent binnen. Het was een politieagent. In uniform. We schrokken ons rot! Wat was er aan de hand?
Nou, helemaal niets. De agent vroeg alleen maar of mijn vader zijn naaimachine wilde repareren. Meer niet.
Maar het gerucht had al behoorlijk de ronde gedaan in de buurt. “De plisie is bij Gowi geweest. Wat zou ie uitgevreten hebben?”
Nou, helemaal niets dus. Het gonsde door de hele buurt.
Maar het bezoek van de plisie bleek later toch niet zijn enig bezoek te zijn geweest.
Het bleek best een aardige agent en na wat meer bezoeken noemde wij hem bij zijn naam, Joop Slot en voor mij werd het dus naar algemeen Amsterdams gebruik: “ome Joop”.
Niet veel mensen hadden in die tijd een auto, maar mijn vader wel, althans, een ding wat bewoog en wat af en toe flink aangeduwd moest worden, wilde je er beweging in krijgen.
Ik weet niet wanneer het precies was, het zal zo eind jaren vijftig geweest zijn. Een stralende zomerdag en wij waren die dag naar het Amsterdamse Bos (of zoals je vroeger zei: Bosplan). Het bos was er al jaren, maar werd nog steeds Bosplan genoemd.
Het was in de namiddag , bij een druk kruispunt, bij de Amstelveenseweg, ingang Amsterdamse Bos stond een agent het verkeer te regelen. Een boom van een vent. Verkeer van alle kanten.
Die agent was dus “Ome Joop Slot”.
Vervolgens, Joop Slot liet het hele verkeer volledig voor wat het was en ging uitgebreid met ons gezellig kletsen. Midden op het kruispunt! Minuten lang. Een chaos van auto’s van jewelste. Ik zie het nog voor me en vergeet het nooit meer.