Ik was nog een heel klein kind, ik denk ongeveer vier jaar, en op deze school in de kleuterklas. Maar toen heette die straat niet Bessemerstraat maar Eerste Ringdijkstraat. Tegenover onze school was de fabriek van Kasper Hiddink die daar geloof ik advocaat maakte. Aan het begin woonde mijn vriendje Geurtje Suykerbuyk in een klein huisje. Het aantrekkelijke aan dat huisje was voor ons de koperen waterpomp waarmee ze drinkwater oppompten uit de grond.
Halverwege rechts woonde tante Saar. Die dreef vanuit huis een kleine snoepwinkel waar je naast veel ander lekkers, voor die tijd dan, ook het geheim van tante Saar kon kopen. Zeer geliefd bij de jeugd. Het was een keiharde pepermuntbal en je deed er lang mee. Naast tante Saar woonde Jan Kuil met zijn ouders. Hij was groenteman en had een paard en wagen. Het paard stond op stal naast de woning maar het hele huis rook naar paardemest. Voor goed begrip, ik mocht Jan helpen met het paard verzorgen en het uitventen op woensdagmiddag. Iedereen zal nu zeggen dat een kind van vier dat niet kan en dat klopt. Maar ik heb tot de tweede klas daar op school gezeten en was toen denk ik acht jaar. Naast de school woonde een ander vriendje, Theo Bon. Zijn vader was koddebeier, ik denk dat dit een soort veldwachter was. In zijn uniform straalde hij gezag uit. Soms stond het paard in de wei en mocht ik meehelpen om het te halen en voor de kar te spannen. Dat halen was niet makkelijk. Het paard was koppig en bleef liever in de wei. Maar 's avonds bij het terugbrengen naar de wei rende hij zo in galop dat je er naast moest draven.
Onze meester in de tweede klas was meester De Lange. Hij kwam op zekere dag op de motorfiets naar school. Dat was een bezienswaardigheid want nu zou je je doodlachen om zijn op een fiets lijkend scharminkeltje maar toen was hij zijn tijd ver vooruit, want motorfietsen en auto's waren toen nog bezienswaardigheden. En ja hoor, toen hij de eerste dag naar huis ging en de hoek naar de Ringdijk omsloeg kwam er een jongen van de dijk af rollen en hij kwam onder de motor terecht. Consternatie alom. Hier eindig ik maar want anders gebruik ik alle ruimte om te schrijven en valt iedere lezer in slaap.