Ik sliep in een kamertje beneden aan de Deymanstraat. 's Avonds hoorde je de kooplui door de straat komen, doodeng.De man die Berliner bollen verkocht, een lange deun: "Berliner bol, Berliner bol, bolletje bolletje bol..." 's Ochtends als het vakantie van school was, hoorde je de man die verse waar (pens en ander slachtafval) verkocht voor hond en kat: "oeuaaaaaai". Je kon alleen maar onder de dekens kruipen tot het geluid in de verte weggestorven was. 1960