De Watergraafsmeer was een dorp op zich. Het viaduct bij de Linnaeusstraat was toen nog een spoorovergang. Als het spoor werd gesloten, omdat er een trein langskwam, stond het er vol met fietsen. Iedereen fietste. Er was wel een enkele motorfiets en het paard en wagen van de schillenboer, van de bakker en van de groenteman. Ik weet niet meer precies waar die trein heenging, waarschijnlijk naar het toenmalige Weesperpoortstation.
Die spoorwegovergang was in elk geval veiliger dan de Gooise moordenaar, de stoomtrein die vanaf de Linnaeusstraat naar het Gooi ging. Die heette zo omdat een jongetje van Hogewind door die tram was gepakt. Pliep, pliep, pliep, een hoog geklingel en daar kwam ie dan. De mensen van toen waren helemaal geen verkeer gewend. Voor een kwartje mocht je mee tot Muiderberg. Op Hemelvaartsdag gingen we met de hele familie met de stoomtram naar Huizen. Die zat dan prop en prop vol, want iedereen deed dat. Het kostte een kwartje, want wij stapten uit bij Muiden en liepen het laatste stuk. Met vijf kinderen vond mijn vader het anders veel te duur.
Ik mocht ook wel eens met mijn zusjes naar Muiderberg. Dan kregen we geld en een tas vol boterhammen. Dat geld spaarden we uit door naar Muiderberg te lopen, over een smal weggetje. Daar konden we dan een ijsje kopen.