Op 10 maart 1942 werd bij de Brigadier Rechercheur van Politie P. Bekking aangifte gedaan van een bijzondere diefstal. Deze Brigadier behoorde tot de 7e sectie, 1e afdeling (beter bekend als Bureau Linnaeusstraat).
Zo op het eerste oog lijkt de diefstal nogal ‘klein’. Het gaat namelijk om scheerzeep van het merk Rédelé. In totaal zijn er twee en een half dozijn stukken scheerzeep gestolen. Je moet daarbij ook bedenken dat scheerzeep al lange tijd op de zogenaamde distributielijst stond.
De inbraak
De diefstal was gepleegd door inbraak in het kantoortje van de Joodsche Markt aan de Joubertstraat. De ontvreemde goederen lagen in dit kantoortje opgeslagen. De diefstal is gepleegd door het verbreken van een glasruit aan de buitenzijde van het gebouw waarin zich het kantoortje bevond. Daarna is door ‘binnenbraak’ de toegang tot bedoeld kantoortje verschaft. De Brigadier meldt: ‘tot op heden zijn geen daders aangehouden, noch zijn de ontvreemde goederen opgespoord kunnen worden’.
Aangifte
De aangifte van de diefstal werd overigens gedaan door Samson Overste. Samson Overste was toen 41 jaar oud en koopman van beroep. Hij woonde in de Smitstraat 12 één hoog. Later (20 maart 1942) blijkt dat er niet alleen scheerzeep is gestolen. Er bleek naderhand ook nog één gros kaartjes stopwol, in diverse kleuren, gestolen te zijn.
Slotzin
Bij het ingestelde onderzoek zijn geen feiten of omstandigheden naar voren gekomen die het vermoeden zouden kunnen wettigen, dat de diefstal niet zou zijn gepleegd.