“Alles in puin,”hijgde René, door een kier naar binnen glippend. “Zelfs van die Ouwe Wester is alleen nog maar de voet over en het Paleis…alsof een stel krakers er een weekendje hebben gebivakkeerd. Kras volledig naar de knoppen en het Monument aan duizend stukken. Verdomme, zelfs het Centraal ziet er uit als vloeibare Dreft!” “Ik ben bang dat ik dat alleen maar kan bevestigen,”beaamde de Watergraaf, na te zijn voorgesteld. “Alleen hebben we nog een ander probleem. De hele stad zit zonder bestuur. Er wordt zelfs gefluisterd dat burgemeester Nasser kort voor het bombardement begon de benen heeft genomen met die juffrouw Elastiek van hem; die zou hem in vertrouwen voortijdig gewaarschuwd hebben.” Met een luide klap sloeg Ome Bertus zijn reusachtige handen in elkaar. “Had ik het niet gedacht! Nooit voor een meter die Lodie en Fatie vertrouwd… maar dat betekent dat ze zo snel mogelijk een soort van ah… interim regering moeten bouwen.” “Mijn zegen hebben ze,”knikte van Toen; “zolang het maar geen Deelraad wordt. Maar René, hoe ziet het er uit met overlevenden…. Er moet toch iemand ontsnapt zijn? Zijn wij hier soms de enige…?” Een beladen stilte volgde, die echter bruut verstoord werd door een hoop tumult buiten. Voorzichtig door een spleet in her gordijn glurend zag Harm, hoe een aantal schimmen in de duisternis elkaar met honkbalknuppels te lijf gingen. “Hannie Urbanus heeft geloof ik een probleempje”, probeerde hij de sombere stemming te doorbreken. “Tijd om ons te barricaderen,” bromde Ome Bertus; “alle sloten zijn intussen ook gesmolten.” Als om zijn observatie kracht bij te zetten, werd ruw de deur opengegooid. Tegen het vale maanlicht tekende zich een forse contour, duidelijk op leeftijd, maar kennelijk nog zo fit als een hoentje. “Nou, van die NN-ers zullen jullie voorlopig geen last meer hebben”, grijnsde Peter, terwijl hij z’n knuppel op het aanrecht deponeerde.” “Krijg nou wat, Peter…. helemaal uit Friesland…. hoe ben jij hier verzeild geraakt? Er is toch nauwelijks nog een niet gesmolten auto over?”, verbaasde zich Harm. “Met die dingen verplaats ik me al jaren niet meer; veel te duur in gebruik”, schampte de oud-Wetbuurter “Nee hoor, gewoon met de huifkar, zoals we het in Friesland gewend zijn. Kostte een paar dagen, maar dan zie je ten minste wat…. Hoewel…”. “Geweldig”, mengde de Watergraaf zich in het gesprek; “dat betekent dat u ons een ooggetuig verslag kunt doen van de situatie in…. zeg zo’n vijfde deel van het land!” “Zeg maar gewoon Peter en jij, al hebben we duidelijk niet op dezelfde school gezeten. Maar ik ben bang dat er niet veel anders te berichten valt als wat jullie hier om je heen ziet; alles gesmolten en in puin, de Generaal Spoorkazerne in Ermelo net een metalen pudding met courgetjes, als je begrijpt wat ik bedoel.” “U… ah…. Je bedoelt dat het hele land….”, stamelde de Watergraaf. “Jawel, ons platte land”, beaamde Peter met duistere blik; “ons hele platte landje is op dit moment zo plat als een dubbeltje.”