Wie het afvalpunt aan de Rozenburglaan bezoekt, ziet vooral beton, containers en verkeerskegels. Maar wie dieper kijkt, ziet een kleine kroniek van de stad.
Op een doordeweekse ochtend liep ik langs de Rozenburglaan. Daar, waar vroeger het water rook naar olie en oud brood, ligt nu het Afvalpunt. De mannen van de Stadsreiniging โ grote kerels in fluoriserend oranje โ stonden te praten met een oude vrouw. Ze had, zo zei ze, een gebroken stofzuiger gebracht, โmรฉt zak nog erinโ.
De geschiedenis van de Rozenburg-stort begint in de schaduw van de wederopbouw. In de jaren vijftig, toen Oost nog open plekken kende en afval vooral iets was dat men wegdeed, fungeerden dit soort plekken als tussenstations tussen chaos en orde. De stad groeide, en haar afval groeide mee.
Het terrein bij de Rozenburglaan, ooit een drassig stuk grond tussen spoor en polder, werd langzaam verhard. Eerst kwamen de wagens van de Dienst Stadsreiniging โ houten bakken, mannen met petten. Toen kwamen de vuiloverslagpunten, en later de eerste milieustraat. Het idee van โscheidenโ bestond nog niet. Alles ging op รฉรฉn hoop.
Pas in de jaren tachtig en negentig begon het geweten van de stad te ontwaken. Milieubewustzijn werd een politieke deugd. Waar men vroeger sprak over โde vuilstortโ, heette het nu โrecyclingpuntโ. Die naamverandering was geen toeval โ het was een vorm van stedelijke psychologie. Men wilde niet meer storten, maar hergebruiken. De burger moest niet meer schaamte voelen, maar trots: โKijk, ik lever mijn oud papier in.โ
De Rozenburglaan groeide mee met die mentaliteit. Het terrein kreeg nieuwe asfaltlagen, afwateringsgoten, een keurige wachtrij en, vanzelfsprekend, regels. Het was niet langer de rafelrand van de stad, maar een officiรซle toegangspoort tot haar circulaire toekomst. Toch bleef er iets van het oude over. Je ruikt het in de lucht, een mengsel van benzine, nat karton en herinnering.
In de archieven van de Dienst Riolering en Stadsreiniging vind je oude plattegronden met aantekeningen in potlood: โuitbreiding stortplaats Oostโ, โbrand 1978โ, โnieuwe hekwerkenโ. Ze tonen een stad die voortdurend worstelt met haar eigen resten.
Afval is niet alleen wat we kwijt willen, het is wat we geweest zijn.
Vandaag is het afvalpunt Rozenburg een toonbeeld van efficiรซntie. Cameraโs registreren kentekens, medewerkers controleren wat binnenkomt. Alles wordt gescheiden โ metaal, hout, elektronica, zelfs emotie. Want tussen die bergen oud spul ligt ook een deel van onszelf.
Wie op zaterdag kijkt, ziet jonge gezinnen met kinderstoelen en studenten met kapotte IKEA-kasten. Maar je ziet ook de ouderen die, met een mengeling van schaamte en plicht, iets wegbrengen dat ooit van betekenis was. Een kast van hun ouders, een schilderij dat te veel herinnerde.
De stad leeft, en met haar de vuilstort. Van modderige berg tot gestructureerde milieustraat.ย Rozenburg is het bewijs dat zelfs afval geschiedenis schrijft. Alleen jammer dat niemand het leest.