Als elfjarige kwam Reinout met zijn ouders en twee broers en een zus te wonen op Linnaeushof 87: een groter huis dan waar zij formeel recht op hadden, omdat zijn ouders bij bureau herhuisvesting en de gemeente succesvol wisten aan te tonen dat zij als beeldend kunstenaars atelierruimte nodig hadden. Ze kregen de beschikking over een hoekwoning met twee etages en een grote zolder. Het hielp ook dat de familie van katholieke huize was, want het Linnaeushof was oorspronkelijk gebouwd als katholiek woon hof met de grote kerk, de Martelaren van Gorcum (tegenwoordig Hofkerk), met katholieke middenstanders, het klooster en de katholieke Sint-Lidwinaschool.
Reinout: "Mijn ouders waren beide beeldend kunstenaars. Mijn vader gaf daarnaast ook schilder- en handvaardigheidscursussen door het hele land en mijn moeder illustreerde vele kinderboeken, leesmethodes en bijbels. Het atelier op zolder was altijd keurig opgeruimd en gesorteerd met alle verfmaterialen en gereedschappen. Mijn vader maakte aanvankelijk religieus werk, ook mozaïeken, maar later meer maatschappelijk en politiek getint werk en houtplastieken. Latjes viste hij soms op uit het IJ: waaibomenhout noemde hij dat. Mijn ouders waren sterk pacifistisch-socialistisch en zetten samen met andere beeldend kunstenaars en theatermensen hun creatieve middelen in ter vernieuwing van de kerkliturgie en om de conservatieve kerkpolitiek en de kloof tussen rijk-arm ter discussie te stellen. Kortom: de roerige jaren zestig."
Reinout vertelt dat kritische jongeren in opstand kwamen en de preek in de kerk onderbraken met kritische vragen. Zij kregen in overleg met het kerkbestuur veranderingen voor elkaar en een jongerensoos - "Omega" - op de zolder van het klooster die zij geheel zelf mochten opknappen en inrichten. Allerlei creatieve clubs startten daar. Zijn vader werd lid van de parochieraad waar ook kritische oorlogs- en vredesthema's aan de orde werden gesteld. Broer Michiel speelde gitaar in de beatmis.
Maar de ouders van Reinout gingen zich steeds minder thuis voelen in de kerk. In hun ogen werd er vaak neerbuigend gesproken over de gewone kerkganger en was de kerk niet progressief genoeg. In tegenstelling tot veel anderen die stilletjes de kerk verlieten, schreven zijn ouders brieven naar de Volkskrant en de Nieuwe Linie waarin zij publiekelijk aankondigden dat ze de kerk verlieten. Zij hebben zich daarna lange tijd emotioneel ontheemd gevoeld.
Reinout zelf had het overigens erg naar zijn zin op de Linnaeushof. Hij herinnert zich het schieten van papieren pijltjes via een blaaspijp, tot in de galmgaten van de kerktoren. En kattenkwaad uithalen: “Wij wisten waar de schakelkast van de kerkklokken stond en hebben toen stiekem een keer die klokken aangezet. De koster wist niet wat hij hoorde!"
Reinout ging naar de Laurentiusschool, maar zijn ouders waren daar niet tevreden over. Die school liep leeg, de directeur pleegde financiële fraude en kinderen werden geslagen. Die dingen kwamen toen nog nooit in de krant. Alleen zijn juffrouw Ali van den Berg stak gunstig af, niet alleen wist ze de kinderen de gewone leerstof bij te brengen, maar ze stimuleerde hen ook om veel te tekenen en schilderen. Zij werd een vriendin van de familie en kwam regelmatig bij hen thuis eten.
Reinout en zijn broer werden overgeplaatst naar de veel modernere Sint Albertus Magnus-school in zuid. Steeds met twee trams naar school in het spitsuur. En al in de derde klas zwemles in plaats van de vijfde klas. Ze werden vaak gepest en uitgescholden door andere kinderen vanwege hun lange Beatle-haar. En ook daar belandde een leerkracht in de gevangenis: wegens "onkuise handelingen" met leerlingen.
Reinout woonde tot 1977 op de Linnaeushof. Zijn moeder tot haar overlijden in 2006.