Er zijn buurten in Amsterdam waar men zich haastig verplaatst, louter voortgedreven door verplichting, koffie en het geloof dat haast een deugd is. En er zijn buurten zoals de Middenweg in Amsterdam-Oost, waar men, ondanks de moderne tijd, nog altijd geneigd is even te stoppen voor een etalage met in goudfolie gewikkelde paaseitjes, hoewel het al mei is.
We schrijven eind jaren tachtig / begin jaren negentig van de vorige eeuw. Het was op deze Middenweg dat drie heren opstonden, niet uit ambitie, maar uit een soort eerbied voor het straatbeeld. Zij vormden geen officiรซle instantie โ geen stempels, geen reglementen โ maar toch wist iedereen wie het waren.
De eerste van hen was Wim Hofstรฉ, reclame- en marketingmanager van professie op de Bredeweg, een man die zelden zonder affiches werd aangetroffen. Zijn hart sloeg sneller bij het zien van een goede lettercombinatie en hij kon weken tobben over de kleur van een folder. Eens ontwierp hij een poster voor een herfstbraderie waarin een pompoen figureerde met een zonnebril op. โDat is ludiek,โ zei hij. Niemand durfde hem tegen te spreken. hofste
Naast hem stond Henk Dijkema, juwelier op de Middenweg, een man die sprak zoals hij sieraden verkocht: zacht en met bedachtzame pauzes. Zijn winkel vitrineerde zowel klassieke horloges als miniaturen van zilver en goud โ objecten die men in moderne tijden helaas niet meer weet te plaatsen. Henk was de stille kracht.
En dan was er natuurlijk Zegmond Kamoschinski, kapper op de Hogeweg, een heer die zijn schaar met zoveel precisie hanteerde dat men zich bijna geschoren voelde door zijn blik alleen. Zegmond geloofde in de veredeling van het uiterlijk als eerste stap naar buurtverbetering. Zijn kapsalon had iets sacraals. De geur van haarlak, het zachte gezoem van het scheerapparaat โ het was alsof men even uit de wereld trad en in een betere terechtkwam.
Deze drie vormden de spil van de Ondernemersvereniging Middenweg (en een beetje Linnaeusstraat vanwege de HEMA), lang voordat het woord โBIZโ (een acronym dat zelfs in zijn klank reeds bureaucratie ademt) zijn intrede deed. Ze vonden elkaar in het besef dat een straat niet slechts een verzameling gevels is, maar een levend weefsel van mensen, geluiden, geuren en โ zo u wilt โ idealen.
Hun samenwerking leidde tot een scala aan feestelijkheden waarvan de braderie een jaarlijks terugkerend hoogtepunt vormde. Men verkocht er tweedehands boeken, versgeperste sinaasappelsap, ambachtelijke zeep, schoenen, vis, sokken in drie maten tegelijk enz. enz. De juwelier trok dan zijn zondagse colbert aan, de kapper zette een tentje neer met haargel โvoor de man onderwegโ, en Wim verzorgde de affiches met daarop in barokke letters: Komt dat zien en proeven!
Niet minder indrukwekkend waren de Sinterklaasoptochten, waarbij een statige en bijzonder fraaie hulpsint op een huurpaard de Middenweg af hobbelde, voorafgegaan door een klein fanfarekorps uit Krommenie dat โZie ginds komt de stoombootโ speelde met een opvallend jolige ondertoon. Kinderen waren verrukt, ouders lichtelijk gespannen en winkeliers deelden pepermunt uit โtegen de spanningโ.
Wanneer de donkere maanden zich aandienden en de dagen zich als pannenkoeken omkeerden, verscheen de kerstmarkt als een soort nieuw wereldwonder. De straatverlichting, grote sterren, werden in enkele dagen opgehangen. Er werd glรผhwein geserveerd in plastic bekertjes op kleine voetjes en er was erwtensoep met worst, of zonder โ afhankelijk van de klant vรณรณr de soepketel. Men dronk, men lachte en vergat voor een moment dat men zich op een doorgaande weg in de straat bevond.
En dan, als de soep op was en de feestverlichting weer was opgeborgen voor een jaar, kwamen de โHeerenโ weer bijeen en spraken zij af: โVolgend jaar doen we ook fonkellichtjes.โ Jaren later zwaaiden de heren, inmiddels op leeftijd, af. Het stokje werd overgenomen vanuit het stadsdeel. Althans....
In 2015 kwam de poging om van dit alles iets formeels te maken: een Bedrijveninvesteringszone (BIZ). Er werd gestemd, overlegd en zelfs een beleidsplan opgesteld. Maar de stemming mislukte. Men vreesde wellicht het verlies van de rommelige charme. รf men begreep het formulier eenvoudigweg niet. Dat kan ook.
En zo bleef het bij wat het altijd was: een vereniging zonder statuten, maar met glรผhwein.
Dus bedenk, als je nu op een kille decemberavond over de Middenweg wandelt en een ster aan de gevel of een snoer lichtjes ziet dat een beetje flikkert โ niet netjes, maar wel aandoenlijk โ weet dan dat dit het werk is van mensen die destijds meer geloofden in menselijkheid dan in de huidige beleidsstructuren.
Want het zijn niet de regels die een straat verlichten, maar de mensen die ze ophangen.