Tugelaweg 65 I – Het gezin van Henrie Schnitseler (10)

Naast Jacob wordt ook de man van dochter Juda gevraagd om zijn schoonvader te steunen (deel 1)

Verteller: Frits Slicht Frits Slicht
Auteur: Frits Slicht Frits Slicht
Spitskopstraat
Brief van het Consulaat generaal te Antwerpen, Bron: dossier Maatschappelijke Steun H. Schnitseler

Brief van het Consulaat generaal te Antwerpen, Bron: dossier Maatschappelijke Steun H. Schnitseler

In mei 1937 is ook een uitgebreid onderzoek geweest naar de financiële positie van schoonzoon Abraham Rodrigues De Miranda. Rodigues (getrouwd met Juda) is de broer van Salomon (Monne) Rodrgues de Miranda, die wethouder van Amsterdam is geweest in de periode 1919 – 1939 (met korte onderbrekingen). De correspondentie met Abraham verloopt voor een belangrijk deel via het Consulaat generaal der Nederlanden (C.G.) in Antwerpen. Abraham en zijn vrouw Juda wonen namelijk in Antwerpen. Waarom deze wisseling via het C.G. verloopt is niet duidelijk, misschien heeft het te maken met de belangrijke positie van zijn broer. 

De eerste brief, van mei 1937, is een antwoord van het C.G. aan Het Bureau: “In antwoord op Uw schrijven van 21 april j.l., nr 622, Afd 1, heb ik de eer U mede te deelen, dat de Burgemeester van Deurne mij de volgende inlichtingen nopens A. de Miranda verstrekt heeft: “De Miranda Rodrigues, geboren te Amsterdam, 29 december 1873, verblijft alhier Boechenberglei nr. 239, met zijn echtgenoote Schnitseler Juda, geboren te Amsterdam, 28 december 1889. Zij betrekken aldaar een kwartier waarvoor zijn maandelijks, frs. 225 huishuur betalen.”

“Belanghebbende is in dienst, als diamantslijper, bij Valensa, Karel de Preterlei te Borgerhout en verdient als dusdanig gemiddeld frs. 300 per week. Andere inkomsten zou hij niet hebben."

De Consul Generaal”

Deze brief is ‘ingekomen’ op 7 mei 1937 en met rood is aangetekend om De Miranda met een gulden te laten bijdragen (althans te proberen). Via een voorgedrukt standaardbriefje laat men Abraham weten dat hij ‘krachtens de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek verplicht is tot een bijdrage’. In dit geval wordt van hem dus een bijdrage van een gulden per week verlangd.

De reactie van Abraham, niet gedateerd, is als volgt:

“Aan de Heer Direkteur

van Maatschappelijken steun

Geachte Heer

Naar aanleiding Uwer schrijven van 10 mei j.l. heb ik den eer Uw te berichten dat ik in principe, bereid ben mijn schoonvader te steunen, echter het bedrag dat door U vastgesteld is voor mij, als verplichting te hoog. Als ‘zekerheid’ wat ik als verplichting zoude kunnen geven is niet meer, in verhouding met mijn verdiensten, als man van 64 jaar ten hoogste 40 frank per maand, welke ik dan bereid ben allen maanden mijn schoonvader op te zenden.  

Hopende U daar genoegen mede kunt nemen

Hoogachtend

A.R. de Miranda”

In het dossier valt te lezen dat Abraham uiteindelijk wordt aangeslagen op f. 2,80 per maand (dit is waarschijnlijk de 40 frs, op genoemde brief van hierboven is namelijk met potlood aangegeven dat men akkoord ging met die 40 frs.). Gemiddeld is dit f. 0,64 per week.

Naar: VERHAAL 1

OF NAAR: VERHAAL 11

Alle rechten voorbehouden

37 keer bekeken

Geen reacties

Voeg je reactie toe