Heel jong kregen wij - 4 broers uit de Transvaalstraat 143 - (te) oude, nieuwe kleren van moeder. Ik zwierf al jong met de door mjin vader gerecycelde fiets de stad door en kwam ook op de Dappermarkt. De standhouder riep mij, stroopte mijn colbertmouw omhoog; over mijn overhemd kwakte hij allerlei troep, inkt, bloed enz. Ik schrok me rot en dacht aan de mattenklopper en mijn moeder. De marktkoopman begon zijn verkooppraatje als de vrouwelijke omstanders hun afschuw uitten. De Ossegalzeep-man wreef de zeep goed en diep in en... er was een wonder gebeurd. "Kun je niet elke woensdag en zaterdag voor 5 gulden ? Ik dacht er geen seconde over na en zei: natuurlijk! Zo kreeg ik op mijn 10e jaar mijn eerste betaalde baan. Mijn moeder twijfelde vanaf die tijd aan de kwaliteit van mijn overhemdjes en deed haar beklag bij Spett te de 3e Oosterparkstraat. Met Spett had ik nog een appel te schillen over die volgens hem zo mooie "plusfour"; geen meisje wilde mij vanaf dat moment...