Destijds waren er vele warenventers. Een daarvan was ome Krelis uit de Schagerlaan. Hij had een wit-grijs paard en goede klandizie. Ik mocht altijd mee op de bok en helpen. Na zijn wijk gingen wij altijd langs het cafe op de Ringdijk, onderaan het Witte Huis. Ik mocht niet mee naar binnen, maar hield buiten de wacht over waar en paard. Als ome Krelis uit het cafe kwam, kreeg ik altijd fruit en/of stekkies dus wij leefden geruime tijd thuis van mijn oppasdiensten. Dat ik altijd handelde blijkt ook uit mijn stuk Dappermarkt (bij het verhaal Dansend paard).