Jammer, dat je in je jeugd niet beseft, hoe leuk je het feitelijk hebt.
Hoe onbezorgd je door het leven ging.
O ja, er was wel eens een verdrietje. Bijvoorbeeld die ene jongen in het Amstelstation, die jij zo leuk vond. Maar hij zag je niet staan, maar wel je vriendin.
En die vriendin vond hem een engerd, maar die was weer verliefd op die andere jongeling.
En wat denk je, die vond jou weer leuk. Maar jij vond hem weer een engerd.
Mijn vriendin en ik hadden daar wel een oplossing voor. Wij negeerden beide jongens en vertelden aan iedereen die het horen wilde, dat wij allebei verkering hadden met Harry Webb.
Een knapperd hoor. Ja, allebei, dat geeft toch niets, wij gunnen elkaar wel wat.
In onze onschuld dachten we dat niemand wist dat Harry Webb eigenlijk Cliff Richard was.
Wij hadden dat gelezen in de Tuney Tunes of de Muziek Express die ik altijd van mijn zus jatte.
Kleine verdrietjes.
Dat dubbeltje wat je verloren was toen je haast je repje nog een brood moest halen bij de tbakker. Je durfde niet naar huis, maar dat moest toch en dan werd je teruggestuurd en moest je die hele Middelhoffstraat weer uitlopen om dat dubbeltje te zoeken.
Wat je niet vond natuurlijk.
Ik weet niet meer precies wanneer de fietsenstalling in de Rusthofstraat dicht ging. Volgens mij doordeweeks om 11.00 of 10.00 uur 's avonds en op zondag om 8.00 of zo. Soms stond er een heel rijtje fietsen tegen het muurtje. Van je ouders, je zus, van jezelf en van de buren. Dan werd je opgedragen om die fietsen nog even naar de stalling te brengen. Maar het boek was net zo spannend of wat dan ook en je vergat het. Dan bleven die fietsen een nacht buiten staan, soms zonder slot. En de volgende dag, dan stonden ze er nog.
Niet te geloven toch, in deze tijd.
In het eerste oude van dagen woninkje tegenover de Fahrenheitsingel woonde oma Tilburg. Dat was een leuk mens. Daar mocht je binnen komen en dan kwamen de verhalen los. Dan zat je daar met andere kinderen uit de straat stil te luisteren. Het snoepje kreeg je ook van oma Tilburg. Soms deed je ter compensatie een paar boodschappen voor haar.
In het andere huisje woonde opoe van de Heuvel. Dat was een kwaaie. Die moest niets hebben van de jeugd, maar was toch weer niet te groots om ook van de boodschappendoende jeugd te profiteren. Als je de boodschap bij opoe van den Heuvel bracht, werd er ook nog even met gif gespoten mbt oma Tilburg.
"Wat zei ze?" vroeg oma Tilburg dan nieuwsgierig.
En wij kinderen briefden het braaf over, zo waren we nu ook weer.
Later hadden opa en oma Tilburg een tuinhuis op Klein Dantzig.
Het was altijd gezellig daar, maar soms, midden in de verhalen van vroeger, dus uit de jeugd van oma Tilburg, had oma het opeens over de landkaarten in de jeager onderbroeken van Frie.
Frie was dus opa.
Nou ja,dan lagen wij kinderen in een deuk en namen dat verhaal maar op de koop toe.
Bij de sigarenwinkel van Tienhoven in de Fahrenheitstraat, had je, behalve de voetbaluitslagen op zondagavond, ook sigarettenautomaten.
Ik was toen al wat ouder en mocht ook thuis roken.
Een keertje ging ik daar sigaretten trekken, maar de automaat deed het niet en ik was, tja wat kosste het toen, 1,50 of 2 gulden of zo. Nou ja mijn geld was ik kwijt.
De volgende dag, maandag, ging ik naar Tienhoven en kreeg toch een sneer.
Hij dacht dat ik bij een groep jongeren hoorde die zijn automaten hadden verknald.
Toen al, baldadigheid is van aller tijden.
Ik schrok me een hoedje en hij zag zeker aan mijn reactie dat ik daar niks mee te maken had en kreeg mijn pakje sigaretten.
Volgens mij rookte ik toen Runner menthol.
Is de dochter van Tienhoven nou met Egbert van Geenen getrouwd. Ik weet het niet zeker, er staat me steeds wat bij.
Wij hebben het hier vaak over de wetbuurt en soms over het Amsteldorp, maar eigenlijk nooit over dat gedeelte waar de Dulongstraat en de Zwaardermakerstraat is.
Volgens mij woonden daar veel gezinnen die uit voormalig Nederlands Indie waren gekomen.
Je jeugd, opgegroeid in een dorp met weilanden en geen Gooise snelweg, met koeien en varkens en paarden, met ijs op de sloten en sneeuw op de straten.
Met spelletjes op straat, met een heleboel kinderen gezamenlijk naar de lagere school, of naar de bibliotheek in het Betondorp, met zijn hangplekken.
En toch allemaal Amsterdammers.